11 oktober 2020
Met pijn in het hart was ik verplicht mijn vrouwtje te laten opnemen in een zorgvoorziening voor mensen met dementie. Ik heb haar lang thuis kunnen helpen maar plots was dat onmogelijk. Ons verhaal – maar ook een verhaal van veel anderen- was mijn eerste schrijfsel.
Na de eerste lockdown, die zeer pijnlijk en zelfs onmenselijk was door de verplichte scheiding van meer dan drie maand, kon ik geleidelijk aan weer dagelijks op bezoek. Omdat het voor mij fysiek en mentaal lukt, heb ik gevraagd om naast mantelzorger voor mijn vrouwtje ook vrijwilliger te zijn op de afdeling waar ze verblijft.
Toen ik weer regelmatig op bezoek kon gaan moest ik met spijt vaststellen dat deze lockdown sporen heeft nagelaten. Zowel bij bewoners, het personeel en vaste bezoekers. Voordien kon ik al vaststellen dat de druk op het personeel groot is. Het welzijn van de bewoners kan veel beter maar daarvoor moet men middelen hebben en krijgen. Dat is niet alleen een verhaal van willen, maar ook van kunnen en mogen.
Ik wou een maatschappelijke bijdrage leveren en tegelijk bijna dagelijks in de omgeving van mijn vrouwtje zijn. Dat is stof voor een ander verhaal maar nu is het verhaal een overzicht van een dagtaak op zondagnamiddag met enkele persoonlijke bedenkingen. De drukste dag van de zes dagen die ik er vrijwilliger ben in de namiddag. Ik ben de enige vrijwilliger voor de taakjes die ik hieronder beter omschrijf. Weinigen voelen zich geroepen om op een afdeling dementie vrijwilliger te zijn. Ik kan het mentaal aan en heb heel wat ervaring opgedaan met de zorg voor mijn vrouwtje. Ik ken de knelpunten en ik heb dat neergeschreven in een tweede schrijfsel (zoals ik het noem).
Nu ben ik officieel vrijwilliger op deze afdeling. Net zoals het personeel moet je als vrijwilliger op zo een afdeling veel empathie hebben en een sociale ingesteldheid. Je moet je kunnen inleven (en meeleven) in de wereld van de bewoners. In de benadering is kalmte en rust uitstralen belangrijk. Iedere bewoner is anders en heeft zijn eigen leefwereld. Toch ben ik er zeker van – en steeds meer – dat die bewoners veel meer gevoel – emotie hebben dan dat wij soms beseffen. Je moet kunnen zien – aanvoelen in welke wereld ze zich bevinden.
Ik heb respect voor de mensen die er werken en zich dagelijks moeten (kunnen) inzetten. Ze zijn een voorbeeld voor al wie de coronamaatregelen aan zijn laars lapt en niet kan scheiden van zijn comfortzone. Ze zijn ook het slachtoffer van deze egoïsten (zoals ik ze noem), die ervoor zorgen dat het virus weer een dreiging is geworden voor onze ganse samenleving het zo voor de anderen verknoeien. Je hebt steeds schrik dat het virus hier zou toeslaan en je iemand zou besmetten. Je hebt voortdurend een mondmasker aan en moet denken aan virusvrije handen (ontsmetten).
Ziehier het verhaal van een zondagnamiddag vrijwilliger en mantelzorger voor mijn vrouwtje.
Zondag “taartje dag”
Rond 13u20 kom ik in de keuken. Vooreerst hou ik me aan de strenge veiligheidsregels net als het ander personeel.
De taartjes staan altijd klaar en ik leg die op de bordjes. Je moet weten welke bewoners geen suiker mogen eten of slikproblemen hebben. Sommige bewoners zitten al te wachten. Die kennen me en ik geef ze al een kopje koffie als ze zin hebben. Eén van de bewoners mag geen koffie drinken en drinkt fruitsap. Hij lust dat maar je moet het fruitsap minder vloeibaar maken wegens slikproblemen. Als dat te lang blijft staan is het niet meer drinkbaar. Bij een ander bewoner die ik de wandelaar noem moet je zien dat er koffie in zijn tas is, want anders begint die aan alle tassen waar hij bij kan te likken. Uiteraard moet je die dan vervangen. Iedereen heeft zijn vaste plaats maar voor sommigen is dat niet evident.
Personeel; op dit ogenblik is er slechts één personeelslid die eveneens ook de mensen gaat halen in hun kamer of zelfs de “ongelukjes” moet opkuisen. Er is nog een tweede “zwevend” personeelslid die helpt op deze afdeling maar ook in de andere vleugel waar 20 bewoners zijn. Hier zijn er dertig bewoners. Voor een vijftigtal bewoners zijn er op dit ogenblik drie zorgkundigen. In de tweede vleugel is één grote eetzaal voor twintig bewoners. Bij ons zijn er drie kleinere zaaltjes. Soms zijn er bewoners die liefst op hun kamer blijven. Je moet ook rekening houden dat veel bewoners hulp nodig hebben en sommigen volledig afhankelijk zijn van hulp. Handen te kort.
Ik schenk de koffie en verdeel de taartjes. Eerst in het grootste zaaltje aanpalend aan de keuken. Dan draag ik de taartjes-koffie bij twee bewoners die eten in een kleiner zaaltje en zich nog redelijk goed zelf kunnen behelpen. Ondertussen geeft de zorgkundige het taartje aan twee bewoners die volledig afhankelijk zijn van hulp.
De tweede zorgkundige gaat met de taartjes naar het derde zaaltje. Met uitzondering van één bewoonster hebben daar vier andere bewoners veel hulp nodig .
Ik schenk wat koffie bij en ruim de drie zaaltjes op. De vuile tasjes en bordjes laat ik achter in de omgeving van de vaatwasser.
Soms moet je bewoners wat aanmoedigen om te eten. Anderen help ik met de weg naar het toilet te tonen. Af en toe moet je eens tussenbeide komen bij twee – soms – drie mannelijke bewoners omdat ze ruzie maken en risico lopen om te vallen. Er is een bewoner die steeds een mes zoekt om zijn beveiligingsband door te snijden. Je moet steeds aandachtig zijn en met alles rekening houden.
Omstreeks 14u30 geef ik het taartje met koffie aan mijn vrouwtje. Ik geef dat op de kamer want ze leeft nog met onze muziek van de jaren zeventig. Ik geef ze regelmatig wat drinken omdat ze voldoende vocht zou hebben. Ze drinkt graag multifruitsap. Ze lust ook nog een snoepje of koekje. Ook appels en kiwi. Dagelijks geef ik haar een vitamine D tablet. Gelukkig voelt ze me nog goed aan en geniet van wat ze eet. Ik kan ze nog goed inschatten. Mijn vele aanwezigheid is voor haar een grote meerwaarde. Ook voor mij want ik ben nog bij haar.
Waterronde
Dagelijks, behalve de woensdag, doe ik de waterronde. Ik ben steeds bij of in de omgeving van mijn vrouwtje. Ik kan me ook nog nuttig maken voor anderen en dat geeft een goed gevoel. Dat duurt ongeveer een uur want ik neem ook wat tijd voor de bewoners.
Op iedere kamer staat een fles water en bekertje. Soms ook limonade. De ene bruis en de andere plat. Op de kamers waar nog vuile bordjes, tasjes of bekertjes staan, neem ik die mee. Af en toe zet ik een raam open om wat frisse lucht binnen te brengen. Tussendoor ga ik regelmatig bij mijn vrouwtje. Ik kan me zelf organiseren om die taak te doen.
Ik doe dit omdat ik zag dat de zorgkundigen dit tussendoor (zoals nog veel andere taken) moesten bijnemen. Zo hebben ze wat meer tijd over voor de andere bewoners en zichzelf, want de druk op die mensen is zeer groot. Je moet het allemaal nog kunnen volhouden.
Voor sommige bewoners ben ik het dagelijkse “bezoekje” dat ze nog hebben. Je moet zoeken hoe je ze het best kan bereiken. Ieder persoon is anders en ze leven allemaal in een andere wereld die je moet leren kennen, begrijpen en in meespelen. Eens je ze hebt bereikt, zoeken sommigen je zelf op. Je moet je dan inleven in hun wereldje. Ook het beetje bezoekers spreken me soms aan, want velen kunnen niet of moeilijk omgaan met de ziekte van hun partner of vader/moeder.
De eenzaamheid bij veel bewoners valt op. De zorgkundigen en verpleegkundigen hebben geen tijd om die nood goed te kunnen invullen. Tijdens de week – niet weekend- heb je één ergotherapeut en één kinesist die ‘s middags ook helpen met het geven van het eten aan de bewoners. Eén voor dertig bewoners vind ik weinig en ze hebben ook nog andere taken.
Als een bijna dagelijks aanspreekpunt kennen ze me. Zelfs met mondmasker aan. Vooral de stem is voor hen belangrijk en begrip tonen. Ik ben een vorm van continuïteit, een vaste persoon die ze dagelijks zien. Iets dat niet mogelijk is bij de zorgkundigen – verpleegkundigen. Daar bestaat er een grote wissel en ik vraag me af hoeveel er nog voltijds werken. Ziekteverzuim is hier ook niet vreemd.
Enkele bewoners kan ik overtuigen wat meer te drinken. Een Franssprekende man spreekt me regelmatig aan en volgt me soms op de ronde. Hij weet dat ik tweetalig ben en bij hem (ook anderen) zie ik nooit bezoek. Met uitzondering van één keer en zeer kort. Een andere vrouw vraagt me steeds waar haar man nu zit. Een man en een vrouw zoeken steeds de uitgang om hier weg te komen. En nog zo veel meer. Ik leer die mensen zeer goed kennen en dat boeit me.
Veel woonzorgcentra willen meer doen voor het welzijn van hun bewoners. Probleem is dat ze niet kunnen omdat alles zo strik is gereglementeerd, er een tekort is aan middelen, maar ook omdat men nog moeilijk geschikt personeel vindt.
Op maandag verdeel ik ook de gewassen kledij op de kamers van de bewoners.
Avondmaal
Omstreeks 17u00 is het avondmaal. Vanaf 15u30 is er een zorgkundige in de keuken om alles klaar te maken. Ik haal het avondmaal voor mijn vrouwtje en geef die haar op de kamer. Ook haar medicatie geef ik haar. Dat is toch één bewoner minder die de zorgkundigen moeten helpen.
Ik kan mijn tijd nemen om haar het eten te geven. Ze heeft veel tijd en veel hulp nodig. Ze geniet nog van dat moment. Jammer, maar niet alle bewoners hebben deze luxe omdat de zorgkundigen handen tekort hebben. Voor sommige bewoners zou meer tijd tijdens de maaltijden bijdragen aan hun welzijn.
Voor het avondmaal – net als andere maaltijden- zitten de bewoners verdeeld in drie zaaltjes. Een zaaltje waar de bewoners zich nog goed kunnen behelpen en twee zaaltjes waar veel bewoners hulp nodig hebben of zelfs volledig afhankelijk zijn van hulp. Weer handen te kort om al die mensen te helpen.
Tussen 17u45 en 18u15 ruim en kuis ik de tafels af van de twee kleinere zaaltjes. Ondertussen kunnen de zorgkundigen/verpleegkundigen de bewoners klaarmaken in hun kamers. Geloof me, dat is op zich al een heel werk en voor hen drie keer per dag een vorm van bandwerk. Ook hier zijn handen te kort om wat meer tijd te kunnen nemen voor de bewoners.
Daar waar de mensen (2) zich nog goed zelf kunnen behelpen heb ik weinig opkuiswerk. De vrouw die daar eet, voelt zich nog nuttig als ze zelf de tafel kan afruimen. Ik laat ze dat doen.Zonder dat ze het ziet, kom ik hier en daar wat tussen als het nodig is. In het tweede zaaltje heb ik soms wat meer werk want die mensen hebben veel moeite om zelfstandig nog iets te kunnen doen en morsen veel. Hier kan men zeker meer handen gebruiken. Ook meer tijd kunnen nemen voor die mensen is nodig.
Bedtijd
Rond 18u15 komt de verzorging Maria klaarmaken om naar bed te gaan. Vooraf nog een toiletbezoek. Omdat ze nog zeer weinig mobiel is, is het gebruik van een aangepast toestel nodig. Omdat veel bewoners veel hulp nodig hebben en niet alles voorspelbaar is, help ik soms met die taak. Dan zijn er geen twee zorgkundigen nodig.
Na het toiletbezoek en eens in bed poets ik nog haar tanden, wat niet altijd evident is om dat te doen. Voor de zorgkundigen is dat veelal ondoenbaar, maar met mij lukt het nog zo goed het kan met aangepaste tandpasta. Dan nog een neuszalf en balsem voor haar droge lippen. Ik kan de nodige tijd nemen om dat te doen. Af en toe wrijf ik haar droge huid (armen, benen en gelaat) in met een verzorgende huidcrème. Voor een bewoners is het belangrijk voor zijn welzijn als een partner – mantelzorger nog kan en wil helpen. Zorgkundigen zijn met te weinig en hebben daar geen tijd voor over.
Dan geef ik haar nog wat water, gordijnen dicht , wat stille achtergrond muziek, licht uit en ga ik naar huis. Meestal rond 19u00. Veelal is ze dan moe en slaapt vlug in.
Tot slot
Dit is mijn dagverhaal op een afdeling dementie.
Voor mij is het ondertussen zeer duidelijk dat je een onderscheid moet maken tussen bewoners in zorgcentra die gewone hulp nodig hebben en de bewoners met dementie. Dat is een zeer groot verschil in aanpak, maar ook van de competenties van het personeel. Ook het beleid moet daar dringend eens gaan herbezinnen.
Als ik bij mijn vrouwtje ben en met de taakjes die ik er doe, voel ik me gelukkig. Soms begrijp ik het ook niet, maar als ik mijn vrouwtje zie, zie ik haar nog steeds als een jonge, mooie vrouw zoals ze was. In mijn ogen is ze nog steeds dezelfde.
Voor mij hoeft dat niet meer te zijn, samen met de kinderen en kleinkinderen die ik heb. De band met sommige bewoners groeit ook. Af en toe is er eens een pijnlijk moment als een bewoner komt te overlijden, vooral met wie je al een goede band had. Ik zie dat zorgkundigen/ verpleegkundige het daar ook moeilijk mee hebben. Ook omdat die kamers dan vlug moeten in orde gebracht worden voor een nieuwe bewoner die aan het wachten is op een plaats.
Meer lezen van Rudy?
Rudy is mantelzorger en schrijft artikels voor onze blog. Hij maakt rake observaties over de knelpunten voor mantelzorgers. Door zijn ervaringen te delen hoopt hij andere mantelzorgers, beleidsmakers en hulpverleners te inspireren.
- Over de knelpunten voor en na de eerste lockdown
- Zijn lezersbrief over zijn ervaring met de eerste lockdown
Als Steunpunt Mantelzorg willen wij een platform bieden aan mantelzorgers om hun stem te laten horen. De standpunten en schrijfsels van gastbloggers vertegenwoordigen hun opinie en ervaring.